30 mei
de Dag van het Donorkind
Vanaf het moment dat ik hoorde dat ik donorkind was leefde ik tussen twee werelden. De wereld die ik kende en veilig was, was het water ineens woest en de bergen plots kilometers hoger. De wereld daarnaast was gehuld in een dichte mist, die wereld kende ik immers nog niet. Een wereld waarin de mogelijkheid bestond dat ik “nog een familie” had. Ik had natuurlijk nooit verwacht dat achter die mist inmiddels meer dan 50 halfbroers en –zussen zouden staan.
Ik ging de weken daarop naar mijn werk en alle andere dingen die ik dagelijks deed. Maar ik probeerde op die momenten niet te denken aan de onbekende tweede wereld op mijn schouders. Pas als ik avonds op de bank zat voelde ik het gewicht van die twee werelden en bezweek ik onder dat gewicht. Ik kropte mijn gevoel en gedachten op omdat ik er niet over kon praten of durfde te praten. Of ik ooit zou willen uitzoeken wat precies mijn afkomst was en wie daarbij zou horen wist ik al helemaal niet. Het taboe wat in onze jaren van verwekking heerste hing nu ook als een donkere wolk boven mijn hoofd. Ik voelde mij soms ook schuldig dat ik misschien toch interesse had naar deze andere wereld terwijl ik in mijn vertrouwde wereld al een familie had.
Pas toen ik als donorkind “uit de kast kwam” loste de mist op en werd het water weer rustig. Ik kon deze twee werelden ook verenigen, ik hoefde mijn gevoel of gedachten niet meer tussen deze twee werelden te verstoppen. De wetenschap dat ik nu vrij kon praten over dat wij mij al een tijd intens bezighield was een bevrijdend gevoel. Tegelijkertijd kwam ook het besef dat er nog meer donorkinderen mogelijk met dezelfde gevoelens zouden kunnen worstelen.
Ik wens met heel mijn hart elk donorkind de vrijheid om te mogen en kunnen ontdekken waar zij vandaan komen. Dit kan alleen als nog meer (wens)ouders open zijn over de afkomst van hun kind. Maar ook dat ons recht om te weten waar wij van afstammen is verankerd in een duidelijke wet/regelgeving.
Reacties
Een reactie posten